Vrouwenmars

De Vrouwenmars werd georganiseerd op vrijdag 17 september 2021

Een helse tocht

In het voorjaar van 1945 werden 116 vrouwen overgebracht naar het Kamp Westerbork, onder wie Riek Sennema. In totaal bevonden zich daar 116 vrouwen: koeriersters en politieke gevangenen uit het hele land. De ramen van de barak waren wit geverfd zodat ze niet naar buiten konden kijken. Ze kregen blauwe overalls die eerder door joden waren gedragen. Op de rug kregen ze rode nummers. Toen nummer 111 uitgereikt zou worden had Riek gezegd: “Geef mij dat nummer maar, want het is hier toch een gekkenbende en dit is zelfs dubbel gek.”
Achteraf vindt Riek Sennema zelf dat die grote mond haar het leven had kunnen kosten, maar ze ging er vanuit dat “een grote mond een kerel van ’t lijf houdt”. Zij en ook enkele anderen kregen een witte band om de linker arm. Betekenis: ten dode opgeschreven!
Hun werk bestond uit het sorteren van materiaal uit door de Duitsers kapot gemaakte batterijen en het scheiden van zilverpapier van gewoon papier. Wilden ze in aanmerking komen voor eten, dan moest er per persoon per dag 20 kg verwerkt worden. Lukte dat niet, dan kreeg men één week geen eten. De gewoonte was dan dat iedere kamerbewoonster een lepel vol eten aan de gestrafte afstond.
Zo verstreken weken van ellende, wanhoop en onzekerheid. Echter, op zondag 8 april gebeurde er iets vreemds. Ze kregen eten zoveel als ze wilden en dit herhaalde zich op 9 en 10 april. Ze hadden er geen idee van wat daarvan de oorzaak kon zijn. (Later werd hen verteld dat het kamp die 3 dagen zo goed als zonder bewaking was geweest.)

Op 11 april 1945 kwamen er enige honderden Duitsers in het kamp. De vrouwen moesten zich reisklaar maken. ’s Nachts gingen ze, onder zware bewaking, op weg richting Assen. Ze liepen in groepen van 3×3 omringd door Duitsers. Ze hadden hen Partizanen-vrouwen, die doodgeschoten zouden worden, genoemd. Het werd een verschrikkelijke tocht. De groep bestond uit vrouwen van alle rangen en standen en ook de leeftijd varieerde van jong tot oud. Zelfs hoogzwangere vrouwen waren erbij. Ze trokken langs Assen en hoorden dat daar behoorlijk werd geschoten. Het maakte grote indruk op hen. In de buurt van Loon werd tegen de ochtend halt gehouden. Ze werden ondergebracht in een boerderij van een NSB’er. Daar werd de dag doorgebracht met weinig eten. Bij het invallen van de duisternis ging men weer op stap richting Groningen. Tegen de morgen van vrijdag 13 april bereikten ze het Hooihuis aan de Friesestraatweg, even voorbij Groningen.
Een deel van de Duitsers die de groep vrouwen begeleidde werd ingezet voor de verdediging van Groningen. Hoeveel dat er waren is Riek niet bekend. Want als ze maar even buiten de rij gingen lopen of omkeken werden ze direct in de rij teruggeschopt. Waarnemingen waren uitgesloten. Wel werd hen bekend dat de commandant van de Duitsers een koerier naar Groningen had gestuurd met het verzoek om eventuele vrijlating van de vrouwen. Blijkbaar waren ze een blok aan het been van de terugtrekkende Duitsers. Dit verzoek was zeer beslist afgewezen.

Riek Sennema sprak met de knecht van het Hooihuis (eigenaar Dijkstra) en vroeg hem een pakje shag bij haar ouders in Zuidhorn te gaan halen. Ze schreef haar verzoek op een melkbriefje en gaf dat aan de knecht mee. Haar vader ging mee terug en verkleedde zich als boer bij de overbuurman van het Hooihuis, de familie Poel, en ging het achterdeel (waar de koeien stonden) aanvegen, om zo in contact met zijn dochter te komen. Er vond een zeer geëmotioneerd gesprek plaats tussen vader en dochter. Immers Riek Sennema had haar vader te vertellen dat ze voor altijd afscheid van elkaar moesten nemen. Het gesprek werd abrupt beëindigd door een Duitser die haar schoppend naar de andere vrouwen terugjoeg.

’s Avonds moesten ze weer verder. De Duitsers hadden een wipkar gevorderd waarop de bagage lag en de meest uitgeputte vrouwen konden meerijden. Gelaten sleepten de anderen zich moeizaam voort; bij korte rustpauzes gingen ze zelfs op straat zitten of liggen! Zo trokken ze via Zuidhorn, waar Riek nog een glimp van haar ouders opving, Noordhorn, Niezijl en Grijpskerk richting Friesland.
Bij het krieken van de dag kwamen ze bij boerderij De Nie van de familie De Vries aan de Pieterzijlsterweg; hun derde tijdelijke verblijfplaats. Toen ze De Vries vroegen hoe de stand van zaken was, zei hij: “Niet best, jullie worden allemaal doodgeschoten!” Het laatste greintje hoop was daarmee verdwenen. Een aantal deed de gehate overall uit en trok de door hen uit Westerbork meegenomen burgerkleren aan. Zo gingen eindeloos lijkende uren voorbij.

In de loop van zaterdagmorgen kwam eindelijk het door allen verwachte moment: de Duitsers, met de geweren in de aanslag, schreeuwden dat ze moesten aantreden. Enkele vrouwen vroegen de commandant het kort te maken. Wie kan beschrijven wat er op dat moment door hen heenging? Nadat iedereen zijn plaats had ingenomen deelde de commandant de verbijsterde vrouwen mee: “Sie sind entlassen.” (U bent ontslagen; VRIJ dus!). Een onbeschrijflijk tumult barstte los. Gehuil, gelach, zelfs een rondedans werd ingezet waarbij enkele Duitsers mee in de kring werden gesleurd.

 

Bron: Bindert Helder, zie voor meer info op  https://grijpskerkverbonden.nl/vrouwenmars/ 

 

Groeten uit Groningen